Op vrijdag 6 november heeft de Hoge Raad haar standpunt gewijzigd over de wijze waarop arbeidsverhoudingen getoetst moeten worden bij de beoordeling of er sprake is van een dienstbetrekking. Voor ZZP’ers en hun opdrachtgevers van groot belang.
De bedoeling is niet relevant
De Hoge Raad heeft uitdrukkelijk bepaald dat de bedoeling van partijen (bijvoorbeeld het uitsluiten van een arbeidsovereenkomst) niet relevant is. Wat volgens de Hoge Raad veel meer van belang is, is namelijk welke rechten en plichten partijen zijn overeengekomen. Daarmee wordt gedoeld op de invulling en de uitwerking van de arbeidsverhouding in de praktijk. Na beoordeling van de feitelijke situatie, kan de conclusie getrokken worden of er sprake is van een arbeidsovereenkomst of niet.
Wat betekent dit voor ZZP’ers?
Dit arrest van de HR heeft ook grote invloed op de beoordeling of ingehuurde ZZP’ers al dan niet in dienstbetrekking werkzaam zijn. Bij veruit het grootste deel van de ZZP’ers is in de overeenkomst met de opdrachtgever vaak afgesproken dat ze hun werk als ondernemer uitvoeren, en dat een dienstbetrekking uitdrukkelijk wordt uitgesloten. Echter, de praktijk laat vaak zien dat ze eigenlijk verkapte werknemers zijn. Het veel gebruikte zinnetje “partijen wensen nadrukkelijk geen arbeidsovereenkomst aan te gaan”, zoals ook in veel modelovereenkomsten is opgenomen, heeft met dit arrest van de Hoge Raad veel minder waarde.
En nu?
Het kan dan ook zinvol zijn om de gemaakte afspraken tussen opdrachtgevers en ZZP’ers/opdrachtnemers opnieuw te beoordelen, zodat het risico van een dienstbetrekking wordt uitgesloten.
Heeft u vragen over wat de gevolgen voor u zouden kunnen zijn?
Wilt u uw overeenkomst laten beoordelen?
Dat kan! Neem contact met ons op. We helpen u graag verder.