De fiscus heeft een aantal methoden om fiscaal incorrecte gedragingen van belastingplichtigen en inhoudingsplichtigen te bestraffen. Eén van deze methoden is het opleggen van vergrijpboeten. Wil de inspecteur een vergrijpboete opleggen, dan moet hij rekening houden met een aantal bepalingen. Doet hij dat niet, dan kan de rechter de boete vernietigen of in ieder geval matigen.
De inspecteur heeft binnen de gestelde wettelijke grenzen ruimte voor een eigen afweging als het gaat om het opleggen van vergrijpboeten. Ten eerste mag een boete alleen worden berekend over het bedrag dat de belastingplichtige te weinig of te laat heeft betaald. Ten tweede ligt de grens bij het bepalen van de omvang van de vergrijpboete bij het boetemaximum van 100% van de boetegrondslag. Echter, in het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst wordt de hoogte van de vergrijpboete in beginsel beperkt tot 25% in geval van grove schuld en tot 50% bij opzet.
Meestal wordt het opleggen van een vergrijpboete door de inspecteur aangekondigd in de briefwisseling en/of gesprekken met de belastingplichtigen. Het is aan te raden om de omvang van en de grond voor de boete te laten beoordelen door uw adviseur. Daarnaast is het vaak goed om de dialoog met de inspecteur aan te gaan en uitleg te geven.